De trampoline is niet alleen een recreatief toestel, maar ook een toestel dat door gymnasten wordt gebruikt. Sinds het jaar 2000 is de sport officieel onderdeel van de gymnastieksport op de Olympische Spelen. In 1930 werd de sport voor het eerst in competitieverband gespeeld. De puntentelling is gebaseerd op de moeilijkheidsgraad en de uitvoering van de sprongen en op de continuïteit van de hoogte. Er worden echter punten weggehaald als de gymnast een landing maakt buiten het centrum van de trampoline.
Een trampolineroutine bestaat uit een serie van sprongen waarbij de gymnast tien keer contact maakt met de trampoline om vervolgens weer omhoog te springen. De routine moet genoeg variatie in zich hebben en bestaat uit verschillende vormen, draaien en rotaties. De trampoline mag bij landing alleen worden aangeraakt met de voeten, de billen (in een zit), de voorkant van het hele lichaam en de achterkant van het hele lichaam. Knieën mogen bijvoorbeeld niet. De routine moet beginnen en eindigen op de voeten. Bij de laatste sprong moet de gymnast compleet stil staan en deze positie voor drie seconden vasthouden voordat hij weer mag bewegen.
De sport bestaat uit drie basisvormen die het lichaam aan moet nemen tijdens het springen. Ten eerste is dat de rechte vorm, waar de armen recht naast het lichaam hangen en de tenen gestrekt zijn, ten tweede is dat een ingetrokken vorm, waar de knieën naar het lichaam worden gebogen en daar worden gehouden met de handen en ten derde dat een vorm waarbij de benen recht gestrekt zijn en de handen dichtbij de voeten zijn geplaatst.
De trampoline wordt gebruikt voor individuele routines, maar ook voor synchronische routines waarbij twee gymnasten precies dezelfde routine uitvoeren. Een derde manier waarop de trampoline in de gymnastiek wordt gebruikt is in de vorm van de dubbele-mini-trampoline, een kleine trampoline met daar achter een dikke mat die bedoelt is voor de landing.
Recent Comments